Ik ben niet zo’n wandelaar, maar soms moet een mens zijn grenzen verleggen om op unieke plaatsen te komen. Dus besluit ik samen met enkele vrienden een vierdaagse trekking door het Usambaragebergte in Tanzania te maken; een weinig toeristische streek waar het contact met de lokale bevolking een mooi extraatje biedt bovenop de wandelingen door de vele plantages en de indrukwekkende natuur. We nemen een lokale gids in de arm, geboren en getogen in de bergen. Ze kent de streek op haar duimpje en leidt ons met veel enthousiasme door de bergketen.
Lokale dorpjes
Onze wandeling is gelukkig geen beklimming. Tijdens de trekking gaat de weg even vaak omhoog als omlaag en het eindpunt ligt nauwelijks hoger dan het vertrekpunt. Het is voornamelijk een tocht langs lokale dorpjes te midden van het regenwoud. Geen betere manier om de gewoontes en gebruiken van de bevolking te leren kennen! Omwille van de vruchtbare grond zijn nagenoeg alle bewoners van het gebergte landbouwers. Bananen, maïs, suikerriet, koffie, thee; elke bergflank is omgetoverd tot een plantage. Kleine kinderen zijn in eerste instantie schuchter en verschuilen zich maar al te graag achter de planten, maar zodra we zwaaien springen ze tevoorschijn en roepen ze ‘jambo’ of ‘picha’ (Swahili voor ‘hallo’ en ‘foto’, omdat ze benieuwd zijn naar hun evenbeeld op het schermpje van onze camera’s). Al snel loopt er een dozijn kinderen achter ons aan, wild enthousiast na het zien van enkele blanken in hun dorp. We leven ons uit met een spelletje voetbal.
Het echte Afrika
Bij de lokale winkel vullen we onze voorraad water en voedsel aan. Al is winkel een groot woord voor het kleien hutje met golfplaten dak… Gelukkig spreken de mensen naast Swahili ook een woordje Engels en kunnen we ons verstaanbaar maken. Voor verse groenten en fruit gaan we naar de kleurrijke marktjes. Vooral de klederdracht van de vrouwen valt hier op. Ze zijn allen gewikkeld in prachtig gekleurde doeken die sterk afsteken tegen hun donkere huid. Op hun hoofd dragen ze liters water of kilo’s bananen. Dit is het echte Afrika!
Ook de nachten brengen we tussen de lokale bevolking door; we slapen bij de gastvrije Tanzanianen thuis (zelfs de master bedroom in hun piepkleine huis wordt aan ons afgestaan) of in het klooster bij de nonnen. En wat worden we verwend; een stukje meloen hier, een mangosapje daar. Een stevig avondmaal van maniok en geitenvlees bereidt ons telkens weer voor op de komende wandeldag.
Wie wandelt, beleeft meer
Tussen het groen spotten we regelmatig een kameleon, een Colobus-aapje of een zeldzame vogel. De natuur is wondermooi en de biodiversiteit is groot. De uitzichten over de Masai-vlaktes zijn eindeloos. Toch wordt onze aandacht vaak getrokken door de lokale bevolking. We besluiten een school te bezoeken. Als rockstars worden we vooraan in de klas onthaald. Onze zang- en danstalenten worden van onder het stof gehaald en de plopdans en ‘handjes draaien’ worden meteen goedgekeurd door een juichende menigte. Daarna zingt diezelfde menigte met de hand op de borst het Tanzaniaanse volkslied. Wat een stemmen, wat een moment! Alsof dit nog niet bijzonder genoeg was, gaan we ook nog langs een weeshuis. We kopen zeep en luiers en zijn aangenaam verrast door de relatief goede leefomstandigheden waarin deze kleintjes opgevangen worden. Al moet ik toegeven, emotioneel blijft het wel.
Na vier dagen ben ik doodop, maar het was de moeite waard. Wie wandelt, beleeft meer!