All-in reis Spectaculair Spitsbergen
14-daagse Cruise- Spitsbergen
- Avontuur
- Cultuur
- Earth
- Natuur
- Special interest
- Sportief
- Uitgaan
- Welzijn
- Wildlife
- IJsberen
- Wintersport
- Zakelijk
- Zon
- Cruise
- alleen / single
- met partner
- met gezin (kinderen >12 jaar)
- +18
Door Astrid Brenninkmeijer
Hoewel fotogenieke vogels meestal met tropische oorden worden geassocieerd, leven er ook een aantal hele opmerkelijke soorten hoog boven de Poolcirkel. Op mijn expeditie naar Svalbard, de officiële naam voor Spitsbergen, doemt als eerste de Noordse stormvogel op. Deze zal ons schip de komende weken wel vaker begeleiden. Geen kleurrijke vogel, maar wel een met een opvallend kenmerk op de snavel. Daar zit een soort verdikking die als functie heeft om het zoute water af te voeren door extra neusbuizen.
Ik zou mezelf geen vogelaar willen noemen, maar mijn interesse in de talenten van vogels om hier te kunnen overleven is gewekt. Aan boord van het MS Quest stelt onze expeditiegids Niklas Nilsson zich voor als een echte vogelliefhebber. “Overal ter wereld komen vogels voor", legt hij zijn fascinatie uit. “Bovendien zitten er echte onvolprezen wereldkampioenen tussen. Zo vliegt de Noordse stern elk jaar de hele wereld over.” Deze elegante, kleine vogel lijkt op een visdiefje, maar broedt in de arctische gebieden om daarna de ongelooflijke tocht te maken naar de Zuidpoolregio om er te overwinteren. Er is ooit vastgelegd dat een gezenderde Noordse stern in één jaar tijd 90.000 kilometer heeft afgelegd! En dat voor een vogeltje dat evenveel weegt als een kleine appel...
Een van de meest kleurrijke vogels is zonder twijfel de papegaaiduiker. We staan op het voordek als er ‘iets’ voorbijschiet dat mogelijk een papegaaiduiker zou kunnen zijn. Het ging te snel om er een betrouwbare waarneming van te maken. Het is echter een zonnige dag, dus het voelt heel aangenaam op het dek en niet veel later wordt het vermoeden bevestigd. Er drijft wat op het water. Door de verrekijker krijgt het ‘badeendje’ de vorm van een papegaaiduiker. En nog een. En nóg een. Als je ze eenmaal in het vizier hebt, kan je ze niet meer missen. Het expeditieschip gooit z'n anker uit. We mogen aan wal. Wel goede laarzen aan, want bij het afzetten met de zodiacs sta je soms tot kuithoogte in het water. Onze expeditiegids leidt ons voorzichtig de kliffen op en gebaart ons heel stil te zijn. Eenmaal boven kan ik heel rustig tussen wat rotsblokken door de papegaaiduikers zien zitten. Soms vliegen ze een rondje om dan weer terug te keren op dezelfde plek. Niklas vertelt ons dat ze hun kleurrijke snavel’kapjes’ in de winterperiode verliezen. Net als een rendier dat z'n gewei afgooit. Wat overblijft is een grijzige snavel. Daar zie je echter bijna nooit foto's van, want dan verblijven ze op zee.
Terug aan boord van het schip, geeft Niklas een uitgebreidere lezing over de Arctische vogels. Wat wellicht weinig mensen weten, is dat er een noordelijke variant van de Dodo heeft bestaan. De Reuzenalk werd intensief bejaagd om z'n dons en vet, dat onder meer voor lampolie werd gebruikt. Deze vliegloze vogel kreeg de Latijnse naam pinguedo, wat ‘vet’ betekent. In 1844 werd het laatste paartje van de Reuzenalk gedood en opgezet voor het museum. Tja. Toen er vergelijkbare vliegloze vogels werden ontdekt op het Zuidelijk halfrond, vernoemde men deze naar de Reuzenalk, vanwege de oppervlakkige gelijkenis. Nog steeds worden alken verward met pinguïns, waar ze echter niet aan zijn gerelateerd. Met name de kortbekzeekoet, die uit de alkenfamilie stamt, wordt nog wel eens aangezien voor een pinguïn. In Spitsbergen broedden ze in immense aantallen op sommige kliffen. Wij zijn onderweg naar Alkefjellet, waar een van de grootste kolonies ter wereld voorkomt. Behalve kortbekzeekoeten, nestelen er ook drieteenmeeuwen, zwarte zeekoeten en grote burgemeesters.
Aangekomen bij Alkefjellet gaat de wekker al om vijf uur, waarna we te water gaan met zodiacs. Een filmisch landschap openbaart zich. Enorme steile kliffen met gletsjers en smeltwatervallen waar tienduizenden vogels op smalle richels tegen de wand zitten geplakt. Ze vliegen af en aan. Hun uitwerpselen kleuren de rotsen en doen dienst als vertilizer waardoor er groene mossen en grassen groeien. Sommige kortbekzeekoeten zitten op een ijsschots, waardoor de verwarring met pinguïns begrijpelijk is. Deze soort kan echter wel vliegen en dat doen ze dan ook in duizelingwekkende aantallen. Vanuit de verte is het net een zwerm muggen. Dichterbij wordt duidelijk dat het best een elegante, slanke vogel is, die in de vlucht iets wegheeft van een papegaaiduiker, niet onverwacht ook een alkachtige. Het ei van de kortbekzeekoet heeft een peerachtige vorm, waardoor ze minder snel van de smalle richels afrollen. Opmerkelijk is dat, als de jongen eenmaal uit het ei zijn gekropen, ze massaal als lemmingen tegelijk binnen een paar dagen van de rotsen afspringen. Dat geeft ze blijkbaar de grootste overlevingskansen.
Op dit soort kliffen lopen ook met regelmaat poolvossen. Deze kleine hondachtige van amper vijf kilo, is enorm behendig en weet zich uitstekend over de steile wanden te begeven op jacht naar eieren of jonge vogels. In de winter heeft de poolvos een spierwitte vacht als schutkleur tegen de sneeuw, terwijl de zomervacht witbruin is. Een paartje poolvossen is meestal monogaam aan elkaar. Het is een behoorlijke opgave om ze waar te nemen in het decor dat zich voor mijn ogen afspeelt. Er gebeurt zoveel, dat ik niet goed weet waar ik moet kijken. Van onze expeditiegids horen we ondertussen nog een bijzonder dierenreisnieuwtje. Er is ooit een poolvos voorzien van een gps-zender om te kijken welke afstanden ze afleggen. Deze bleek van Spitsbergen via het pakijs naar Arctisch Canada te zijn gelopen, een afstand van ruim 3.500 kilometer in iets meer dan twee maanden. Ze blijken in de winter nog wel eens ijsberen te volgen om zich tegoed te doen aan de resten van hun prooien. Diezelfde ijsberen doen zich overigens ook tegoed aan eieren. Vanaf het schip zijn we daar getuige van. Op de donkere rotsen is de ijsbeer goed waar te nemen, terwijl deze op weg is naar een nest. De vogel blijft lang zitten, maar gaat er in de laatste meters toch snel vandoor, waarna de ijsbeer zich tegoed doet aan het broedsel.
Een vogelsoort die juist graag in de buurt van ijsberen komt om een hapje mee te pikken, is de ivoormeeuw, de heilige graal onder de vogelaars. Deze sneeuwwitte vogel blijft altijd aan de rand van het pakijs van de Noordelijke IJszee en is daarmee de noordelijkst levende soort ter wereld. Als we bij Bråsvellbreen de immense, ruim 180 kilometer lange ijsmuur van Austfonna naderen, wordt ons getipt extra goed op te letten. We varen door een labyrint van ijssculpturen en bereiken uiteindelijk de bizarre tientallen meters hoge ijsmuur met smeltwatervallen. Talloze vogels duiken in het water aan de monding van de watervallen om er niet zonder gevaar te foerageren. Hoe goed ik ook met mijn verrekijker de horizon afspeur naar ivoormeeuwen, ik zie ze niet. Wel duiken er ringelrobben op in het (parad)ijselijk mooie landschap. Ik voel de rillingen over mijn rug lopen, maar niet van de kou. Langzaam dringt tot me door hoe waardevol het is om hier te mogen zijn. Zo vrij als een vogel.