Zuid-Georgië

Het eiland Zuid-Georgië is een van de meest afgelegen en onherbergzame sub-Antarctische plekken. Geen wonder dat de ontdekker James Cook in eerste instantie dacht dat hij op de lang gezochte Zuidpool was gearriveerd.

Met een bergachtig binnenland en ruim 160 gletsjers die in zee uitmonden is Zuid-Georgië landschappelijk een lust voor het oog. Stelt u zich een alpine eiland voor dat recht uit zee oprijst met toppen van meer dan 3000 meter‚ bedekt met indrukwekkende gletsjers. Aan de voet van deze bergen ziet u uitgestrekte stranden en weelderig begroeide hellingen met honderdduizenden koningspinguïns‚ macaronipinguïns, pelsrobben‚ zeeolifanten en diverse soorten albatrossen. De bekendste is natuurlijk de reuzenalbatros, maar de wenkbrauw-, roetkop- en grijskopalbatrossen zijn talrijker aanwezig. U brengt ook een bezoek aan de verlaten walvisstations die herinneren aan de florerende walvisvaart in het begin van de 20ste eeuw. Het administratieve centrum Grytviken heeft een museum en een postkantoortje. In de baai liggen diverse oude walvisboten. Op de duizenden pinguïns en ander wildlife na, is Zuid-Georgië onbewoond.